Bronnen
Friedman, M (1962) Capitalism and Freedom
Heilbroner, R.L. (1966), De wording van de economische samenleving (Het Spectrum).
Liem Giok In (2005), Interdependent economy.
Marrewijk, M. van (2010) A Value-Based and Multi-Level Model of macro-economies. Journal of Technology & Investments
Neuberger E., Duffy W. (1976) Comparative Economic Systems: A Decision-Making Approach.
Polanyi (1957) The great transformation, pg. 55.
Smith, A. (1776) An Inquiry into the Nature and Causes of the The Wealth of Nations
Economische systemen
Een waardeoriëntatie op de ontwikkeling van economische systemen.
Na overleg met beide auteurs van Spiral Dynamics besloot Van Marrewijk economische systemen te beschrijven aan de hand van een reeks van paarsgewijze waardesystemen: paars/rood, rood/blauw, blauw/oranje et cetera). Hij demonstreerde daarmee de brede toepasbaarheid van Spiral Dynamics , en maakte het aannemelijk dat zelfs economische systemen geordend kunnen worden aan de hand van waardesystemen. Deze analyse is bedrijfskundig relevant omdat macrosystemen een belangrijk onderdeel zijn van de context waarop organisaties reageren.
Ideaaltypische modellen
Je kunt met Heilbroner (1966) stellen dat mensen in ieder tijdsgewricht twee opgaven moeten oplossen:
- Een gemeenschap moet haar eigen voortbestaan organiseren door een systeem te ontwikkelen waarin de noodzakelijke goederen en diensten worden geproduceerd (of vergaard).
- De gemeenschap moet de opbrengsten uit de productie – de oogst – zodanig verdelen dat het productieproces in stand kan blijven.
Een dergelijke opgave wordt in ieder systeem anders uitgevoerd. Dat maakt dat je systemen ondanks de historische context en bijzonderheden aan de hand van dit soort opgaven kunt beschrijven en onderling kunt vergelijken.
Aan de hand van de DIM-structuur (Neuberger & Duffy, 1976) kun je economische systemen evalueren en onderling vergelijken. De drie karakteristieken zijn Decision-Information-Motivation: hoe en door wie worden beslissingen genomen; op basis van welke informatiestromen wordt besloten en welke motivatie – welke drijfveren, welke waarden – hanteren de economische agenten in dat systeem?
Economische systemen zijn abstracties, zoals iedere theorie, maar wanneer je ‘economische’ handelingen in de context plaatst van waarden en wereldbeelden, kun je beter aansluiten op de historische praktijk. Geredeneerd vanuit de kwaliteiten van twee paarsgewijze waardesystemen creëerde Van Marrewijk een evolutionaire rangschikking van economische systemen, geordend naar de ontwikkelstadia van Spiral Dynamics.
Een rangorde van zeven waardesystemen – van overleven tot synergie, van beige tot geel – telt zes aansluitende paren. Wanneer de paarsgewijze waardesystemen als fundamenten van economische systemen worden gehanteerd, ontstaat de volgende indeling van economische systemen:
Ieder systeem kent weer verschillende varianten, voor een deel veroorzaakt door de relatieve dominantie van een der twee waardensystemen. Visueel weergegeven:
Alle economische systemen zijn wel ergens in de wereld lokaal betekenisvol en bestaan naast elkaar. Tegelijk – en dat is de crux van deze theoretische exercitie – kun je economische systemen in een evolutionaire reeks plaatsen, maar kun je geen specifiek systeem kiezen omdat de uitkomsten beter bevallen. Ieder systeem biedt specifieke voordelen en nadelen, kernkwaliteiten en tekortkomingen. De context van omstandigheden en talrijke invloeden van bijvoorbeeld economische, politieke, sociologische, juridische en historische aard vormen de instituties van een economisch systeem. En, zoals de Schotse Verlichtingsfilosoof Hamilton ooit opmerkte, instituties zijn het gevolg van human action en niet van human design!
De principes van Spiral Dynamics geven vorm aan de evolutionaire ontwikkeling van economische systemen.
- Contextuele fit – de kenmerkende omstandigheden en uitdagingen waarop een economie een antwoord moet geven, kunnen economisch systemen doen opbloeien of juist overschaduwd worden door meer complexe en meer inclusieve systemen.
- De meer complexe systemen omvatten en overstijgen de voorafgaande economische orden.
De preklassieke economische systemen
De subsistentie (zelfvoorziening met beperkte ruilhandel) en de tribale economie vormen de eerste stadia van de preklassieke economische systemen. Hier spelen markten geen of een onbeduidende rol en kunnen drie mechanismen worden onderscheiden: wederkerigheid, herverdeling (indien centrale besturing) en het gemeenschappelijk huishouden op basis van autarkie (Polanyi, 1957)
Klassieke economische systemen
Naast de drie eerder geïntroduceerde mechanismen van Polayi waarmee ‘economische’ activiteiten kunn
Het vierde mechanisme van Polayi neemt sterk in belang toe, namelijk marktwerking (ruil, transacties). Er ontbreekt nog een vijfde mechanisme: verovering (ontvreemding). Deze mechanismen spelen een rol in de verschillende klassieke systemen die allen gebaseerd zijn op de waardesystemen Macht en Orde:
- De feodale economie
- De koloniale economie, inclusief de wingewesten
- De prekapitalistische economie
- Het mercantilisme
- De ontwikkelingseconomie
- De planeconomie
In de tabel worden deze systemen gerelateerd aan de rollen van de overheid en het bedrijfsleven en wordt aangegeven welk economische mechanismen met meest dominant zijn:
Het kapitalistisch economisch systeem
Het blauwe (orde & structuur) en oranje (prestatiegedreven) waardesysteem vormen de fundamenten van de kapitalistische economie. De eerste persoon die dit systeem in essentie heeft beschreven was Adam Smith. In zijn Wealth of Nations ageerde hij tegen de mercantilistische bemoeienis van de staat. Hij bepleitte vrijheid – liberalisme – zodat ieder zijn eigen welvaart kon nastreven. Adam Smith (1776), David Ricardo (1817) en John Stuart Mill (1859) creëerden noviteiten, zoals de ‘onzichtbare hand’, comparatieve voordelen, de efficiënte allocatie van productiemiddelen en de vrije markt en daarmee baanden zij de weg naar de ontwikkelingen van marktgeoriënteerde economieën. Met een enorme energie verspreidde de kapitalistische benadering zich door de wereld. Met Schumpeter’s perennial gale of creative destruction ervaarden vriend en vijand de onontkoombare kracht van concurrentie, een golf aan vernieuwing die oude inerte oplossingen als ouderwets en inadequaat wegspoelden, zonder aanzien van status, reputatie of persoon. Een onderneming… use its resources and engage in activities designed to increase its profits so long as it stays within the rules of the game, which is to say, engages in open and free competition, without deception and fraud. (Milton Friedman, 1962)
De paradox van het kapitalisme is dat niet alleen een overheid nodig was om het kapitalisme op gang te brengen, er was ook een eenduidig juridisch kader (law and order) nodig om het in stand te houden. Een open concurrentiestrijd behoeft immers een toetsbaar rechtssysteem om vertrouwen te creëren en spelregels hoe uit eventuele conflicten te geraken. Wanneer een juridisch systeem faalt, durven ondernemers geen transacties meer aan te gaan en zouden zij terug kunnen vallen naar de oplossingen van het klassieke model (verticale organisaties, conglomeraten en machtsvorming).
De kosten van het kapitalistische systeem
De vrijheidsgraden van het kapitalistische model bieden bedrijven wereldwijd kansen, zeker sinds innovaties in de transport- en communicatietechnologie globalisering op grote schaal mogelijk maakten. Economische groei en persoonlijke welvaart bereikten ongekende niveaus, maar daar staan kosten tegenover die de maatschappij niet langer tolereert:
- De ongelijke verdeling van welvaart
- Het consumentisme
- De uitputting van grondstoffen en de toenemende vervuiling
- Marktonvolkomenheden door risicovol gedrag
- Resource benadering veroorzaakt vervreemding
Kortom, het kapitalistische systeem is niet duurzaam en niet sociaal. De onderliggende waardesystemen – orde en succes – kunnen deze ambities niet adequaat ondersteunen: te egocentrisch, te veel gericht op korte-termijn-succes en te weinig gevoelig voor de maatschappelijke kosten.
Vanuit het groene waardesysteem zijn mensen en organisaties meer gericht op zorg voor elkaar, op afstemming en verbinding, en hebben zij een besef van maatschappelijke betrokkenheid. Dit biedt mogelijkheden om een beter antwoord te vinden voor de sociale en ecologische problemen die het kapitalisme veroorzaakt.
De Chinese economie: Het neo–socialisme
De naam ‘neo-socialisme’ is van Frank Pieke, cultureel antropoloog en hoogleraar Modern China Studies. Hij stelt in diens boek ‘China, gids voor de 21ste eeuw’ dat China is uitgegroeid tot een unieke neosocialistische samenleving die aspecten van staatssocialisme, neoliberaal bestuur, kapitalisme en snelle mondialisering in zich verenigt.
Welbeschouwd is de econopmie van China op drie waardensystemen gebaseerd: de CCP, De Centrale ‘Communistische’ Partij van China is permanent aan de macht en blijft dat ook (rood). Er is een degelijke rechtstaat (blauw) en de vrijheden voor ondernemerschap heeft veel parallellen met de kapitalistische organistaiewijze (oranje)
China maakte lang gebruik van de planeconomie en deed dat effectiever dan de Sovjetunie. Sinds 1978 heeft China langs lijnen der geleidelijkheid haar systeem opengesteld door ten eerste meer ruimte te laten in specifieke economische zones. China combineerde centralistische praktijken van de planeconomie met elementen van een ontwikkelingseconomie. Tegenwoordig lijkt het politiek systeem centralistisch, met Xi Jinping met keizerlijke allures aan het hoofd, maar het centraal orgaan en de ministeries zijn klein, veel te klein om directief het immense land te besturen. Het systeem is gefragmenteerd en het bestuur gedecentraliseerd aan de regio’s.
Een elite van partijleden en succesvolle ondernemers hebben de ‘lage-lonen’ economie van China in relatief korte tijd weten te transformeren naar een hoog innovatieve economie met mondiale supply chains die de enorme behoefte aan fossiele grondstoffen borgt.
Organisaties als Alibaba en Tencent zijn inmiddels wereldspelers die vrij konden opereren in een markt van een miljard consumenten en inmiddels relevant zijn buiten China. Chinese regering is daarnaast regisseur van grote investeringen zoals de Belt and Road Initiative road waardoor zij hun invloed kunnen uitbreiden en handelsstromen veilig kunnen stellen.
De drie hiërarchische waardesystemen veroorzaken een focus op controle – zoals het reguleren van de nationale media en de brede toepassing van surveillance software.
De vrije markten van het kapitalistische systeem falen nadrukkelijk in het genereren van duurzame uitkomsten op de ecologisch en sociale thema’s. Toenemende ongelijkheid, vervuiling, uitputting van grondstoffen, klimaatverandering zijn het onbedoelde gevolgen van een kortzichtig, op eigen belang gericht systeem.
Het groene waardesysteem is echter te beperkt om de complexe problemen van de samenleving via bureaucratische processen of aan de onderhandeltafel volledig op te lossen. De people-kant, de sociale balans, is gecompenseerd in de sociale marktbenadering. Maar de onderhandelingstafels van groen zijn niet geschikt om de resource-allocatie te verbeteren. Wanneer niet alle sociale aspecten, milieuvervuiling en gebruik van natuurlijke hulpbronnen adequaat in de prijzen zijn verdisconteerd, kan de markt geen efficiënte uitkomsten garanderen.
De interdependente economie op basis van de donut-economie
De sociale markteconomie heeft de herverdeling van ruim 50-65% van het nationaal inkomen tot stand gebracht. Nu is de uitdaging om een nieuw type economie te ontwikkelen, geschraagd op het groene en gele waardesysteem. De nieuwe economie kan niet anders dan interdependentie als uitgangspunt kiezen, zodat een vorm van communicatieve zelfsturingen kan ontstaan waarin alle belanghebbenden bijdragen om de vraagstukken van deze tijd adequaat aan te pakken. Dit systeem zal een nieuwe mix moeten zoeken tussen de verschillende beschikbare coördinatiemechanismen: marktwerking, wederkerigheid, centrale besturing (inclusief herverdeling) en het gemeenschappelijk huishouden.
Er is een ruimte ontstaan voor een ander mechanisme naast staatregulering en marktwerking: de gemeenheid of commons. Belangrijke voorbeelden zijn de disruptieve ontwikkelingen zoals elektrisch vervoer, 3D-printen en drones. Ook de ontwikkeling van de circulaire economie zal in belangrijke mate leunen op de voortgang van werken in de commons.
Materiaalkeuze is nog steeds geoptimaliseerd op functionaliteit en prijs. Er wordt nauwelijks nagedacht hoe een materiaal effectief hergebruikt kan worden. Een doorsnee gezin gebruikt ongeveer 10.000 producten. Het kan niet zo zijn dat alle 10.000 producten retour worden gestuurd, dus er zal veel effectiever samengewerkt moeten worden om deze uitdaging aan te gaan en Nederland in 2050 volledig circulair te doen zijn.
In plaats van aandeelhouderswaarde zullen organisaties meer maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen (net profit) en aandacht ontwikkelen voor kwaliteit van leven, de duurzaamheid van het productieproces en de (maatschappelijke) betekenis van de producten en diensten zelf.
De vervuiler betaalt, natuurverlies wordt gecompenseerd, afval wordt input (cradle to cradle) en de kosten van natuurlijke grondstoffen zijn hoger dan alleen de extractie- en verwerkingskosten. Rechtvaardige prijzen – op basis van fair trade – beïnvloeden het gedrag van consumenten en producenten waardoor betere, meer duurzame marktresultaten tot stand komen. Deze condities dienen in een level playing field tot stand te worden gebracht, zodanig dat free rider-gedrag wordt uitgebannen.
Inclusiviteit is essentieel zodat armoe (eindelijk) wordt uitgebannen en iedereen niet alleen kansen maar ook de mogelijkheden krijgt zijn of haar talenten in duurzame waarde om te zetten.