MARKTCULTUUR → resultaatgerichte benadering
De basisveronderstelling in de marktcultuur is dat een organisatie succesvol is als deze onder alle omstandigheden naar maximale winst streeft. In een marktcultuur past ondernemerschap en krachtige, directieve leiders die weinig rekening houden met de belangen van anderen. Er is een harde concurrentie; er gelden duidelijke, op groei gerichte doelstellingen en prestaties worden beloond.
Milton Friedman en de ‘Chicago-boys’ boden de basis voor dit gedachtegoed.
HIERACHISCHE CULTUUR → taakgerichte benadering
Een organisatie met een dominante hiërarchiecultuur kan succesvol zijn als een organisatie haar interne processen beheerst. Een organisatie lijkt een optelsom van taken die medewerkers met behulp van regels en voorschriften goed moeten uitvoeren.
Het volledig repertoire van de bureaucratische organisatie wordt ingezet: werkinstructies; taakspecialisatie; standaardisatie van processen; productienormen; kwaliteitscontrole en efficiency.
De wetenschappelijke basis is ontleend aan Taylor’s scientific management.
FAMILIECULTUUR → mensgerichte benadering
In een organisatie met een familiecultuur maken de mensen de organisatie. Quinn noemt het een ‘clan’ maar diens voorbeelden – afgezien van loyaliteit – corresponderen met de zorgzame cultuur van professionele organisaties (Cubrix), zoals betrokkenheid, flexibiliteit; voor elkaar zorgen, ontwikkeling, zeggenschap medewerkers, coaching en samenwerken.
De wetenschappelijke basis betreft de Human Relations managementstroming uit de jaren ’60 van de vorige eeuw, destijds een tegenreactie op de sterke taakgerichte benadering van organisaties uit de jaren ’30.
INNOVATIECULTUUR → creatiegerichte benadering
Een organisatie met een innovatieve cultuur kan flexibel inspelen op de behoeften van klanten. De innovatiecultuur vloeit voort uit de zogenaamde Open Systeem managementstroming uit de jaren ’70 uit de vorige eeuw. Adaptatie en verandervermogen zijn hier essentieel.
Dynamiek
Quinn stelt dat het nastreven van één doel in de moderne tijd niet (meer) tot succes van een organisatie leidt. Organisaties kunnen zich een eenzijdige en onveranderlijke focus op bijvoorbeeld een taakoriëntatie en een hiërarchische besturing niet lang veroorloven. Er is ook aandacht nodig voor de mens, ‘achter de human resource’, anders lopen je beste mensen weg. Vervolgens kun je ze uitdagen innovaties te ondersteunen en marktpositie te doen verbeteren.
Quinn loste niet de paradoxen op, zoals wordt geclaimd, maar toont de aandachtsgebieden om in een veranderende context succesvol te kunnen zijn.
Quinn’s belangrijkste conclusies zijn:
- Balans in verschillende doelen
Organisaties kunnen succesvol zijn als ze de eerdergenoemde paradoxen omarmen. Een directie moet een strategie kiezen waarin een balans bestaat in tegengestelde doelen. En daar vervolgens aan vasthouden. - Voorbeeld: Toyota
In de moderne tijd moeten organisaties op verschillende vlakken goed presteren om succesvol te zijn. Toyota heeft ogenschijnlijke tegengestelde doelen als lage productiekosten en productdifferentiatie in haar bedrijf geïntegreerd. - Contingentiebenadering
De balans en integratie van de tegengestelde doelen verschilt voor elke organisatie. Er bestaat hier geen ‘One Size Fits All’ benadering. ‘Het hangt ervan af’, bijvoorbeeld van de omvang van de organisatie, de organisatiecultuur, de markt waarin de organisatie actief is en het mensbeeld dat het management van medewerkers heeft.