Reddin, William James (Bill)
W.J. (Bill) Reddin (1930-1999) Brits wetenschapper, verbonden aan MIT

Bron 

Reddin, W.J. (1988) The Output Oriented Manager 

Reddin, W.J. (1983) Managerial Effectiveness and Style: Individual or Situation. PhD thesis 

 

Links 

Situationeel leiderschap 

Cubrix Leiderschap 

 

Meer informatie 

 

Sdo-opleidingen.nl 

 

Kennisupdate leiderschapsstijlen 

Opleiding leiderschap 

Three Dimension (3D) Leadership Model

‘Bill’ Reddin was een Britse professor en gedragsdeskundige die enkele belangrijke theorieën ontwikkelde met betrekking tot situationele leiderschapsstijlen en de invloed van managers op de effectiviteit van organisaties. Hij ontwikkelde het 3D-leiderschapsmodel als onderdeel van zijn proefschrift, dat zich richtte op de effectiviteit en stijl van managers.  

Hij identificeerde verschillende leiderschapsstijlen en evalueerde hun effectiviteit in een aantal typische situaties. Hij voegde een dimensie toe aan de al bekende management grid en leverde zo een fundamentele bijdrage aan het concept van situationeel leiderschap. Zijn eindconclusie was dat er geen beste leiderschapsstijl is die op alle situaties kan worden toegepast. 

 

In een baanbrekend artikel ‘Any Manager’s Responsibility (1985) lichtte hij zijn ideeën toe:  
 

“Managers should be effective. This means delivering on what their job really is and creating conditions so that subordinates may also become effective. 

Well-designed organizations are quiet places in which to work and they are effective. Poorly-designed organizations lead to heart attacks and ulcers. Work and play are not very different. 

Managerial effectiveness can be defined and measured. It is a useful idea any manager can embrace. It is not personality, but performance. 

The manager in society is solely responsible for creating wealth by combining resources in new and useful ways. If managers are not effective the country is less competitive and old age pensions smaller. 

The price of low effectiveness is minimum wages, premature retirement and closed-down works.” 

 

Reddin concludeerde in diens proefschrift dat het nastreven van één enkele ideale managementstijl niet gezond of nuttig was. Hij erkende dat de effectiviteit van een manager de sleutel was tot het succes van een organisatie, maar dat managementstijlen het best wordt begrepen in relatie tot specifieke situaties. Effectiviteit, het realiseren van doelen en het bevorderen van het succes van een organisatie, is een contingentievraagstuk. 

 

“Elke stijl van leidinggeven heeft een passende situatie, maar vele situaties zijn ongepast…” 

 

De toegevoegde ‘derde dimensie’ zou de geschiktheid van een stijl ten opzichte van een situatie beter inzichtelijk maken. 

 

Het 3D-model is feitelijk een raamwerk dat de nadruk legt op concepten en relaties in plaats van op beschrijvingen. Het is ontworpen als een praktisch hulpmiddel voor managers en teamleiders, waarbij effectiviteit centraal staat.  

De kern van de 3D-theorie is een eenvoudig idee, schreef Reddin, dat hij ontdekte door een lange reeks onderzoeken en in nauwe samenwerking met belangrijke denkers en docenten en schrijvers over organisatieontwikkeling en psychologie. 

Psychologen kwamen tot de conclusie dat er twee hoofdelementen waren in het gedrag van managers, die betrekking hadden op de uit te voeren taak en de relaties met andere mensen. Ze erkenden ook dat managers of teamleiders soms de ene en soms de andere benadrukten, en dat deze twee gedragselementen beperkt of intensief werden ingezet. Een manager kan soms meer taakgericht zijn (dedicated managerial style), of relatiegericht (related managerial style), minder taakgericht en relatiegericht zijn om het team te leiden (seperated managerial style ) of beide gedragingen kunnen samen worden gevoegd (integrated managerial style). 

 

Gerelateerd – related managerial style 

De leider werkt het liefste samen met zijn team. Hij dicteert of leidt zijn ondergeschikten niet, maar geeft werknemers vrijheid en verantwoordelijkheid door hen inspraak te geven, naar hun mening te luisteren en met hen te praten. Hij is een mensenmens waarbij relaties essentieel zijn om de gewenste resultaten te behalen. 

 

Geïntegreerd – integrated managerial style 

Deze stijl vertegenwoordigt de geïntegreerde manager, wat betekent dat hij/zij van teamsamenwerking en tweerichtingscommunicatie houdt. Ze zien graag dat communicatie een essentieel onderdeel is van het ontwikkelen van het teampotentieel voor taakontwikkeling. De focus is te werken aan de toekomst. Gebruikt teamwerk om individuele behoeften te verbinden met taken. 

 

Toegewijd – dedicated managerial style 

In deze stijl heeft de manager de neiging om anderen te domineren. Hij of zij geeft graag instructies en geeft aan wat anderen moeten doen. De toegewijde manager is zich altijd bewust van de tijd, want voor hen is snelheid van vitaal belang voor de productie. Werkt niet goed in situaties waarin ze niet de macht hebben die ze willen. De toegewijde manager is direct en stelt eisen aan anderen in hun taken. 

 

Gescheiden – seperated managerial style 

Bij dit type leiderschap gaat het de manager om juistheid of afwijkingen. Hij of zij heeft de neiging om beleid en regels te volgen en legt deze op aan anderen zodat ze volledig worden nageleefd. Hij/zij houdt altijd rekening met prestaties uit het verleden om deze te overwinnen of verder te verbeteren. Balans is essentieel om regels en processen te volgen. 

 

Deze vier basisstijlen vertegenwoordigen vier soorten leiderschapsgedrag. Reddin was duidelijk dat niet alle gedrag van management netjes in deze vier typen passen, maar diende als het algemene kader voor zijn 3D-theorie. Geen enkele stijl van leidinggeven is altijd effectief en zijn onderzoek toonde aan dat elk van deze vier basisstijlen effectief kan zijn in bepaalde situaties en niet effectief zal zijn in andere.  

Effectiviteit is de derde dimensie: elk van de vier basisstijlen heeft een minder of juist een meer effectief equivalent. De gegeven namen representyeren effectieve of ineffectieve managementstijlen afhankelijk of de vier basisstijlen worden ingezet in een passende of juist niet-passende situatie. 

De dimensionaliteit van effectiviteit speelt een rol langs de x/y-as van Taakoriëntatie (TO) en Relatieoriëntatie (RO). 

 

 

Basic Style 

Less Effective Managerial Style 

More Effective Managerial Style 

Separated 

Deserter 

Bureaucrat 

Related 

Missionary 

Developer 

Dedicated 

Autocrat 

Benevolent Autocrat 

Integrated 

Compromiser 

Executive 

Of schematisch: 

 

 

Reddin begreep dat managementstijlen zelf een vrij breed spectrum van gedrag vertegenwoordigen. En dat managementstijlen niet alleen konden worden gedefinieerd met verwijzing naar effectiviteit als gedrag.  

 

Twee concepten vormen de kern van het werk van Reddin: effectiviteit en doelstellingen. 

Deze kunnen als volgt worden samengevat: 

Effectiviteit 

  • Outputgerichtheid dient direct gekoppeld te worden aan organisatiefilosofie, introductietraining en organisatieontwikkeling (OD). Op deze manier borg je de ambities in het ’dna’ en de cultuur van de organisatie. 
  • Systeemontwerp vraagt om het identificeren van ‘effectiviteitsgebieden’ zoals het beschrijven van banen en het koppelen van de ene baan aan de andere. 
  • Metingen en objectieve observaties vormen de basis van functiespecificaties om te bepalen wat voor soort manager nodig is. 
  • Bij managerselectie: is dit de persoon die we zoeken? In trainingsplannen: hoe verkrijgen we gewenst gedrag? 
  • En bij functiewaardering: hoeveel moeten we betalen? 

 

Doelstellingen 

Doelstellingen vormen de basis van de koppeling tussen bedrijfsstrategie en managementbeoordeling. Om het begrip outputoriëntatie voor een organisatie operationeel te maken, moet het worden gekoppeld aan doelstellingen. Dit kan eenvoudig door gebruik te maken van de volgende ideeën: 

  • Effectiviteit van de leidinggevende: de mate waarin een manager de output-eisen van de functie realiseert. 
  • Effectiviteitsgebieden: algemene outputeisen van de leidinggevende functie. 
  • Meetgebieden: de manier waarop een effectiviteitsgebied wordt gemeten. 
  • Autoriteitsgebieden: effectiviteitsgebieden moeten worden afgestemd op de autoriteit om de doelstellingen op basis van de effectiviteitsgebieden te bereiken. 
  • Doelstellingen: zo specifiek, tijdgebonden en meetbaar mogelijke outputeisen. 

Hoewel het concept van doelstellingen centraal staat in de outputoriëntatie, vormen de andere vier ideeën (managementeffectiviteit, effectiviteitsgebieden, meetgebieden en autoriteitsgebieden) de basis van alle doelstellingen die worden gesteld; en alleen met begrip hiervan zullen de doelstellingen deugdelijk zijn.